Bij een verbouwing van Wijk 6-6 zijn honderden aardewerk scherven gevonden. Allemaal uit de 11de t/m de 20ste eeuw. Eén scherfje wijkt echter volledig af van alle andere vondsten.
Het is een oortje van een pot (Afb. 1). Duidelijk met de hand gemaakt. Het oppervlak van de aardewerkscherf voelt erg ruw aan en resten van een magering met grote kwartskristallen zijn zelfs met het blote oog te zien.
Dit raadselachtige baksel moet wel (veel) ouder zijn dan we van Urk en uit de Oude Straat gewoon zijn. Maar hoe oud? Een rondgang langs een aantal specialisten bevestigt ons vermoeden. Het blijkt een oortje van een urn uit de Vroege IJzertijd te zijn (Afb. 2). Ca. 500 jaar voor Christus.
Dat is bijzonder want resten uit de IJzertijd (de tijd dat mensen voor het eerst werktuigen van ijzer maakten) zijn op Urk (in de Flevopolder) erg zeldzaam. Alleen bij de afbraak van de Wilhelminaschool in de vorige eeuw heeft een archeoloog ooit een paar scherven gemeld, maar die zijn niet gedocumenteerd of afgebeeld. In tegenstelling tot de goed bekende nog oudere culturen (b.v. de Swifterbant cultuur) weten we eigenlijk niets over IJzertijd in onze streken.
Toch waren de landen van Urk in de IJzertijd heel uitgestrekt en was de bult nog met Schokland, het Kamperland en misschien zelfs nog met Noord-Holland verbonden (Afb. 3). De verbindende onbegaanbare woeste veengebieden maakten echter de toegang tot de keileemkern moeilijk tot onmogelijk. De vondst van het oortje maakt dat er toen toch misschien mensen op de bult geweest zijn. Maar of die hier woonden en hun doden begroeven, zullen we alleen weten als de bult meer en duidelijker sporen uit die tijd prijsgeeft.