Keuls baggerwerk bij Urk

Alsof je het in Keulen hoort donderen. Zo ben je geneigd te reageren als je hoort dat de Hanzestad Keulen (en mogelijk andere Duitse steden) in de Middeleeuwen bij Urk baggerde om de vaargeul vrij te houden. Zo blijkt uit een aantekening in het Dagvaartboek van 1555, zorgvuldig bewaard in het Stadsarchief Kampen.

In het handgeschreven Kamper Dagvaartboek staan zowel originele teksten als kopieën uit andere registers van de Staten van Overijssel. Kampen was tot eind 16de eeuw dé Hanze handelsstad van de Nederlanden en bouwer van koggen, die langs Schokland en Urk naar de Noordzee en Oostzee voeren. In 1555 noteerde de secretaris het volgende:
“To gedencken, dat die Oeverlantssche steden als Coln ende andere, eertijz mede gecontribuert ende versocht hebben an den sanden tegens Urck te graven, ut patet ex missali ( zoals blijkt uit het missaal) der kercke van Urck.”

Het baggerwerk was van levensbelang voor de handel. Getijdestroming en verzanding beïnvloeden de soepele doorgang voor koopschepen op weg van en naar Noord Europa. Na de inpoldering werden in de Flevolandse polders niet voor niets vijftien koggen-wrakken ontdekt.

Kampen, Keulen en Urk
De honderden steden binnen het Hanzegebied (tegenwoordig verdeeld over 12 landen) waren onderverdeeld in regio’s. Kampen behoorde tot het Westfaalse Kwartier met als hoofdplaats eerst Dortmund en later Keulen.
Waarschijnlijk probeerde Keulen tot diep in de 14de eeuw de oude waterloop van de rivier de Naghel bij Urk open te houden. De nauwe relatie tussen Urk en haar toenmalige eigenaar, het Pantaleonklooster in Keulen, zal een extra stimulans zijn geweest.
Waarom bracht Kampen het Keulse baggerwerk in 1555 in bij de Overijsselse Staten? De IJssel werd in de 15de eeuw minder goed bevaarbaar, als gevolg van verzanding. De rol van de machtige Hanzesteden gelegen aan de IJssel dreigde uitgespeeld te raken. Opnieuw werd gekeken naar baggerwerk als mogelijke oplossing.

Verdwenen missaal
Wat deze notitie extra bijzonder maakt is dat het Missaal van de kerk van Urk wordt geciteerd. In het Urker misboek werden naast liturgische gebeden notities over belangrijke gebeurtenissen genoteerd.
Het missaal behoorde in die tijd toe aan de kapel van Espelo. In 1559 kwam de Kamper kroniekschrijver Toe Boecop, getrouwd met Lubbe van Urk, er nog op bezoek. Maar na de Allerheiligenvloed van 1570 kwam het kerkje eenzaam op een eilandje te liggen. De gelovigen waadden er wekelijks naar toe om de mis te vieren. Rond 1600 maakte de toenmalige Vrouwe van Urk, Barbara van Essesteyn, een eind aan het gevaarlijke kerkbezoek. Zij faciliteerde de bouw van een nieuwe kerk, vermoedelijk op dezelfde plek waar sinds 1786 het Kerkje aan de Zee te vinden is.
Niet alleen het kerkje, maar ook het missaal verdween. Toen in 1661 een groep Amsterdamse heren het eiland inspecteerde klaagde de Urker schout er al over: ‘daer wierdt geseght, datter wel een register geweest was, dat verduystert is’.

Beweende missaal
Ook geschiedschrijver Cornelis de Vries kon er niet over uit : “Hoe heb ik het betreurd, beweend zou ik willen zeggen, dat ik het Missale, het Misboek, dat althans in 1555 in de (toen nog Roomse) kerk nog gebruikt werd en waarin blijkbaar merkwaardige plaatselijke gebeurtenissen werden aangetekend, en het Principaal Instrument, waarin de plaatselijke overheid haar handelingen noteerde, niet tot mijn beschikking had. Wat een schat van gegevens zouden die hebben geboden!”
Dat onderschrijven we van harte. De zoektocht naar het verduisterde Urker missaal gaat daarom onvermoeibaar door.

Bronnen: Stadsarchief Kampen, Register van de besluiten van vergaderingen van Ridderschap en Steden 1528-1689, toegang 00001, inventarisnummer 2512. Cornelis de Vries, De Geschiedenis van Urk (Kampen 1963)

Ook het missaal van Weesp werd ontvreemd, en kwam in 1973 in handen van de Utrechtse Universiteitsbibliotheek (foto UU)