Klokken en klepels op de Vormt

Rijkscommissaris A. Seyss-Inquart had bepaald dat “alle voorwerpen bestaande uit koper, lood, tin, nikkel” moesten worden aangeven bij de Rüstungsinspektion. In de herfst van 1942 begon de grote klokkenroof. Bijna 6.700 klokken werden uit Nederlandse torens en carillons gehaald en in beslag genomen. De meesten van deze klokken werden omgesmolten voor de Duitse oorlogsindustrie. Slechts enkele klokken overleefden de oorlog, waaronder de 226 in het klokkenschip dat voor Urk strandde. Deze klokken kwamen uit het opslagdepot in Leerdam en waren via Amsterdam op weg naar Lemmer, om vervolgens verder vervoerd te worden naar Duitsland.

Chaos op de Vormt

Het konvooi waarin het klokkenschip Hoop op Zegen zich bevond, bestond uit elf sleepboten, wacht- en vrachtschepen. Ze lagen op zondag 6 januari 1945 her en der verspreid op de Vormt. Een vreemd gezicht. Dezelfde dag maar ook de dagen daarna konden acht schepen al dan niet op eigen kracht de werkhaven van Zuiderzeewerken bereiken. Drie schepen bleven echter op hun plaats. De Wijkdienst X, geladen met ijzer, de Vertrouwen, geladen met touw, en de Hoop op Zegen, geladen met 226 klokken. De avond voor “de ramp” was Jacob Schraal, de vuurtorenwachter, over de stroomdraad van de verduisterde noodverlichting in de vuurtoren gestruikeld. Althans, dat gebruikte hij richting de Duitsers als motief. Feit was wel, dat in de nacht van 5 op 6 januari 1945 de Urker vuurtoren geen (verduisterd) licht gaf. Het resultaat zagen de Urkers de volgende dag.

Sabotage

Machinefabriek Hoekman en Zonen moest van de Duitsers de drie overgebleven schepen op de Vormt lostrekken. Helaas lukte dat niet. Niet omdat de Hoekmannen niet in staat waren om dit klusje te klaren, of dat ze dit niet durfden vanwege de weersomstandigheden, of dat ze niet deskundig genoeg waren. Nee, ze voelden er niets voor om aan het verzoek van de Duitsers te voldoen.
Fokke Hoekman had voordat hij de klus ging klaren “krijgsberaad”. Met de drie andere schippers sprak hij af dat de kabels aan de bolders van het klokkenschip zodanig zouden worden vastgemaakt dat de bolders zouden afbreken. Dit gebeurde ook. Door de kracht van de vier sleepboten tegelijk braken de bolders af. Nergens kon een kabel meer aan het klokkenschip worden bevestigd. Bovendien waren Hoekman en zijn collega’s bij de laatste inspectiebeurt aan boord “vergeten” de roeden van de luiken op het schip vast te maken. De harde zuidwester (wind en water) zorgde voor de rest. Het klokkenschip kon niet meer worden weggesleept. De klokken bleven op de plek waar jaren geleden het de rooms-katholieke kapelletje en de begraafplaats in de Zuiderzee verdwenen.

Terug in de torens

Pas in de eerste week van augustus 1945 lukte het Fokke Hoekman en zijn mannen om de klokken uit het schip te halen. De klokken werden op het strand opgeslagen. Er waren zelfs exemplaren uit de 14e, 15e en 16e eeuw bij. Zij overleefden de oorlog en werden vanaf het strand met de tjalk Eben-Haëzer van schipper J. van Laar naar Amsterdam gebracht en vandaar naar de rechtmatige eigenaren. Zo kregen de kerktorens hun stem (hun klok) terug.
Het klokkenschip, althans wat daarvan over was, werd pas in de winter 1963/1964 gesloopt en afgevoerd. Dankzij het optreden van de Urkers en de bijzondere positie van de Vormt bleven 226 klokken en 145 klepels voor Nederland bewaard.