Het stift werd bewoond door adellijke dames die hun leven aan God hadden gewijd, maar de abdij wel verlieten als ze gingen trouwen. Ook deed graaf Wichman schenkingen aan Elten, waaronder dus Urk, die vervolgens door keizer Otto II werden bekrachtigd. Het stift Elten kon zo in eigen onderhoud voorzien en kreeg van de keizer ook immuniteit, waarmee het alleen verantwoording schuldig was aan de keizer. Elten en de bezittingen vormden zo een kleine staat op zich met recht op belasting te heffen en recht te spreken.
Versterkte huis
De landen van Urk waren destijds ongeveer net zo groot als de huidige Noordoostpolder. In de aktes waarin de schenkingen worden beschreven, ging het bij de geschonken leengoederen om gebouwen, bebouwd en onbebouwd land, graslanden, weiden, bossen, water en waterlopen, opbrengsten en inkomsten (jacht- en visrechten), wat verworven en te verwerven is én om de bewoners van dit gebied, onvrijen van beide geslachten. Volgens Anton Kos ging het in het Urker gebied dus om horigen, onvrije boeren, die met hun hoeve gebonden waren aan de grond. ,,De Urker horigen komen we in de oorkonde van 968 tegen als mancipia, dit waren knechten, slaven. De term is afgeleid van emancipare, Latijn voor ontvoogden.”
Anton Kos maakt de zaal nieuwsgierig naar het Middeleeuws bestuur van Stift Elten op Urk
Ze hadden hun vrijheid ingeleverd in ruil voor bescherming van de heer. Ze waren verplicht om het land te bewerken én hadden gebruiksrechten op gemene gronden. De pacht werd betaald in natura en de boeren moesten een tiende van de opbrengst afstaan aan de heer, in de dit geval het stift Elten. In ruil voor de herendiensten en de beperking van hun vrijheid kregen de horigen bescherming en mochten ze bij gevaar naar het versterkte huis van de heer vluchten. Deze versterkte huizen (ook wel vroonhoeven genoemd) werden vaak omring door een houten verdedigingsmuur met een gracht. Dit huis was ook het logeeradres als het leen werd bezocht door de heer of de vertegenwoordigers.
In de geschiedschrijvingen wordt het versterkte huis op Urk regelmatig genoemd. Ook op een van de oudste kaarten van Urk, die van Cornelis Koel uit 1668, wordt het kamp (het versterkte huis) aangegeven. Op die kaart ook omringd door water. Het was van oudsher ook de plek waar de tienden van de oogst moesten worden afgeleverd. Het is ook niet vreemd dat daarom in die omgeving zoveel wapentuig als speren, pijlen en dolken worden gevonden. Een deel hiervan is te zien in de expositieruimte van SCARF in de kelder van Hagedoorn, die vorige week zaterdag officieel werd geopend.
Vrijheid terug
De geringe opbrengsten en alle moeite om die te innen, hebben waarschijnlijk meegespeeld toen dit eeuwigdurend recht over het ‘Urcker’ gebied door het stift Elten, tegen een jaarlijkse rente, in de dertiende eeuw werd afgestaan aan Graaf Floris V van Holland. De graven van Holland treden vervolgens op als landheer, die Urk in leen geven. Urk krijgt een reeks van leenbezitters. Het begint met de graven van Kuinre en eindigt met de stad Amsterdam. Formeel werden de feodale rechten afgeschaft onder invloed van de Franse Revolutie en de daaropvolgende Franse bezetting van delen van Europa.
Anton Kos gaf aan dat over de Eltense relatie met dit gebied nog veel onbekend is. De Urker horigen hebben in ieder geval hun vrijheid teruggekregen. Horigen konden zich vrijkopen, maar ook het wegspoelen van de landen van Urk door grote vloeden heeft meegespeeld. Urkers moesten verhuizen naar andere woongebieden als Kampen of vestigden zich op de hoge bult bij de daar aanwezige hoeven en werden noodgedwongen vissers. Op de resterende keileembult en het nieuw gevormde lage deel van Urk bleef niet meer over dan wat gemeenschappelijk te gebruiken grond. Grond die in eigendom bleef van de heer en waar gebruikers tegen betaling van pacht het hooi voor hun vee mochten oogsten. De oudste bekende vermelding van de verdeling van het Urker hooiland is uit 1631. Dan wordt in de schatting voor de verponding (belasting) in het gewest Holland (toen leenheer) voor Urk melding gemaakt van “24 deele lants ijder deel groot 16,5 creuijl hoys”. Er waren toen blijkbaar 24 hooirechtbezitters, die voldoende hooi konden oogsten voor één koe. Van betalen van verponding (belasting) kwam meestal niks terecht en de Urkers beriepen zich op de lage opbrengsten en armoede. Download hier de Powerpoint presentatie van Kos.
Elterberg met ruïne Vitusabdij en de Sint-Vituskerk. Rademaker (1727-1733) – bron: Rijksmuseum
Sporen op de zeebodem
De Urker landen verdwenen in zee en de Kamper historicus Arent to Boecoop schreef in de tweede helft van de 16e eeuw al dat van die grote berg nog maar een hoekje was overgebleven. In november 1570 verdwenen grote stukken van het eiland en verdween ook het dorp Espelo in zee. Wat overbleef was nog het kerkje op een restant keileem voor Urk. Wadend door het water was het nog te bereiken, tot het uiteindelijk in 1598 helemaal instortte. En daar bleef het landverlies niet bij. Een eeuw later schrijft Commelin dat west-noordwestelijk van Urk wel zeventien tot achttien woningen zijn weggespoeld, verder nog land en weiland tot bijna in het midden van het eiland. .
Volgens Cornelis de Vries was Espele, Espelo of Espelbergh het belangrijkste dorp van het eiland Urk. Het lag waarschijnlijk op een opvallend hoog gedeelte van het toen veel grotere eiland. Geen wonder dat Stichting Urker Uitgaven onder leiding van snorkelaars Janna en Jelle de Vries samen met Dregteam SOAD, Post Watersport en Louw Kapitein (UK 262) de Vormt afspeuren naar restanten van bewoning.
Jelle de Vries vertelt over de speurtocht naar het verdronken Espelo
Janna en Jelle de Vries gaven afgelopen zaterdag een update van dit onderzoek. Zij hielpen de aanwezigen meteen uit de droom dat op de Vormt voor Urk zeker geen fundamenten van bebouwing te vinden zullen zijn. ,,De hoge keileembult van Urk strekte zich in westelijke richting verder uit, en ook de bebouwing stond dus op dezelfde hoogte als die van de rest van de bult. Bebouwing is dus zeker tien meter naar beneden gestort en in zee verspoeld. Ook is op die plek veel keileem weggebaggerd voor dijken”, zo gaf Jelle aan. Dit neemt niet weg dat er op de ondiepte voor Urk genoeg te vinden is. Allereerst de vele grote stenen die uit de keileem zijn gespoeld en hier op de zeebodem liggen. Ook ligt er een oud scheepswrak, bakstenen, een grote bewerkte steen, mysterieuze holle keileembollen en zijn boomwortels in de grond gevonden. ,,Nader onderzoek is nog nodig en we gaan dus nog wel even door. Er is dus genoeg te ontdekken, maar voorlopig hebben die ontdekkingen alleen maar vragen opgeroepen”, zo besloot Jelle. Download hier de Powerpoint presentatie .
Marjanne Foppen samen met de maker van het Vissersmonument, de 87-jarige Gerard van der Leeden
Het Urker vissersmonument
De overgang van horige boeren naar vrije vissers bracht later ook veel leed met zich mee: honderden vissers verdronken in zee. Vrijwel elke Urker familie heeft te maken gehad met het verlies van geliefden op zee. Voor deze gedeelde tragische ervaring fungeert het iconische Vissersmonument sinds 1966 als verenigend boegbeeld. Marjanne Romkes-Foppen maakte hier een masterscriptie over en heeft dit onderzoek nu samengevat in de nieuwe Urcker Kroniek. Zij beschrijft hoe de initiatiefnemers Lubbertje Kramer en Cees Zeeman zich vanaf 1957 beijverden voor een vissersmonument, waarbij zij nadrukkelijk de Urker bevolking bij de plannen betrokken. Bijna tien jaar later werd het monument door koningin Juliana onthuld. De vissersvrouw op sokkel staat vanaf dan symbool voor een gedeelde Urker identiteit waarin de visserij, de protestantse religie en de nauwe verwevenheid van familieverbanden binnen de gemeenschap centraal staan. Naast de vissers die op zee omkwamen, eert het monument de vrouwen die achterbleven. De spreker maakte duidelijk dat monument echter ook conflicten op over de vraag wie hier wel en wie niet herdacht moeten worden. Desondanks blijft het monument van grote betekenis als plaats en kern van verbinding. Download hier de Powerpoint presentatie.
Oud-bestuursleden en de kunstenaar ontvangen de Urcker Kroniek. Vlnr Rien Boogerd, beeldhouwer Gerard van der Leeden met vriendin, Klaas de Vries, Annie van Urk en Bas Visscher (weduwe en kleinzoon van Albert van Urk) en Trijntje van Eerde
Bijzonder was dat Marjanne een exemplaar kon aanbieden aan de nu 87-jarige kunstenaar Gerard van der Leeden, die het Urker vissersmonument heeft gemaakt. Er was ook een kroniek voor de oud-bestuursleden of hun nabestaanden in verband met het 40-jarig bestaan van de Stichting Urker Uitgaven. De stichting is nu vooral digitaal actief, maar ook de veertig gedrukte uitgaven zullen binnenkort online komen.
De kroniek is te koop in museum Het Oude Raadhuis en/of online te lezen op onze site.
Tekst en foto’s: Lub Post / Het Urkerland