De oorkonde van 968

Graaf Wichman IV, die gehuwd is met een dochter van de graaf van Vlaanderen, is een van de rijkste en machtigste leenmannen in het rijk van de keizer met ook veel leenbezittingen in het Duitse gebied. Hij behoort tot het Saksische geslacht van ‘de Billungen’ en stamt af van graaf Everard de Saks die het zuidelijke deel van het Urker koningsgoed kreeg van keizer Karel de Dikke als beloning na de uitschakeling van Godfried de Deen. Urck behoort tot dan toe aan Godfried de Vikingkoning.

In 966 overlijdt de enige zoon van Wichman, en het wegvallen van zijn beoogd opvolger is een grote slag voor hem. Wichman is dan al weduwnaar en hij besluit om zijn Vlaamse lenen over te doen aan zijn neef en zwager Dirk II van Holland. Om verdeling van zijn goederen en rechten te voorkomen wordt het Sticht (Stift) Elten opgericht, een rechtsvorm en bestuurlijk en administratief centrum. De oude familieburcht, hoog gelegen op de Eltenerberg, wordt na de schenking uit 968 omgebouwd tot een abdij met daarnaast een nieuwe abdijkerk. In de kerk wordt een crypte aangelegd om te dienen als grafplaats voor de grafelijke familie. De abdij biedt een onderkomen aan rijke ongehuwde dames die wachten op een geschikte huwelijkspartner. Zijn jongste dochter Liutgard wordt er op zeer jonge leeftijd abdis en de bezittingen zorgen voor het nodige inkomen. De gehuwde oudste dochter Adela, die ook een behoorlijke bruidsschat meekreeg, voelt zich behoorlijk misdeeld en protesteert. Het is reden voor graaf Wichman om de schenkingen te laten bevestigen door de keizer en reist hiervoor af naar Rome. Keizer Otto de Grote keurt in 970 de schenking aan Elten door graaf Wichman IV niet alleen goed, hij gaat zelfs nog verder. De keizer doet ook afstand van al zijn eigen koninklijke rechten op het gebied en zorgt er zo voor dat de Abdis van Elten zelfs de status van ‘Vorstin’ krijgt. Niet alleen over het koningsgoed ‘Urck’ maar ook over de andere geschonken goederen en gebieden.

Vanaf die tijd noemt de Abdis van Elten zich dan ook majesteitelijk ‘Abdisse bij de Gratiën Gods’. Zij is soevereine vorstin. Niemand heeft naast de Vorstin-Abdis iets te vertellen in de tot het Stift van Elten behorende gebiedsdelen. Geen graaf, hertog of bisschop kan zonder haar vorstelijke toestemming daar enige macht uitoefenen. Het Stift Elten heeft alleen de keizer boven zicht. Wichman slaagde er ook in om Elten onder pauselijke bescherming te stellen, waarvoor jaarlijks een pond zilver aan Rome moest worden afgedragen.

Het hoogheidsrecht van Elten ten aanzien van ‘Urck’ kan men het eerste ‘Urcker’ bestuursvoorschrift noemen. Niet alleen is 968 dus het jaar waarin het ‘Urcker ’ gebied als het ware bestuurlijk ontstaat. Het is ook het begin van een voor Urk geldende regeer- en bestuurstraditie die voortduurt tot op de huidige dag.

Urk met de gemeente Noordoostpolder ja zelfs de provincie Flevoland maken in min of meerdere mate deel uit van deze oude middeleeuwse geschiedenis.
Een geschiedenis die begonnen is in het jaar 968 met het ‘territorium Urck’ en de Abdij van Elten.
In 974 overlijdt graaf Wichman IV en in de nu vrome omgeving van de abdij van Elten kan zo worden gebeden voor zijn zielenrust. Hij heeft echter wel een bron van twist achtergelaten. Oudste dochter Adela heeft tot in 996 tot aan het keizerlijke hof procedures gevoerd, uiteindelijk krijgt ze de helft van de persoonlijke bezittingen en van de grafelijke rechten van haar vader toegewezen.

Bronnen:

J.M. van Winter, Die Hamaländer Grafen als Angehörige der Reichsaristokratie im 10. Jahrhundert, In: Rheinische Vierteljahrsblätter, Jg. 44, Ludwig Röhrscheid Verlag, Bonn, 1980, p16, 34-35.
H.H. Jongbloed, Wichman, Adela en Alpertus – De Eltense boedelkwestie, In: Bijdragen en Mededelingen Gelre, deel XCVI, Vereniging Gelre, Arnhem, 2005.
‘Urck’ en het Hofstelsel (nog in te vullen) http://beeldbank.amsterdam.nl/afbeelding/KABA00012000001 (nog in te vullen)