Het juk van vreemde heersers

Door het dichten van de dijk tussen Urk en Lemmer op 3 oktober 1939 is Urk eiland af en wordt een begin gemaakt met de inpoldering. Urk is niet meer alleen vanaf het water te bereiken voor vijandelijke legers. Er wordt terdege rekening gehouden met een oorlog. Er komen verduisteringsvoorschriften en de vrijwillige Luchtbeschermingsdienst speurt vanaf het Kerkje aan de Zee en later vanaf de vuurtoren naar vijandelijke vliegtuigen.

Op 10 mei 1940 valt Duitsland Nederland binnen. Op Urk wordt volop melding gemaakt van Duitse vliegtuigen. De Urker bottervloot komt nietsvermoedend binnen, maar krijgt op eerste pinksterdag, zondag 12 mei, van overheidswege de opdracht om naar Amsterdam te vertrekken, om te voorkomen dat de Duitsers met de botters het IJsselmeer oversteken. Alles wat voor de Duitsers van waarde kan zijn wordt in de haven gegooid. De botters komen zondagmiddag aan in Amsterdam en worden verspreid over het IJ voor anker gelegd, om te voorkomen dat vijandelijke watervliegtuigen daar landen. De betrokkenheid van de Urkers is van korte duur: ’s nachts komen ze met een meegevaren passagiersschip alweer terug in de Urker haven. Wat blijft zijn de zorgen omtrent de 150 Urkers die gemobiliseerd zijn.

Op 13 mei arriveren de eerste drie Duitsers via de dijk met de fiets op Urk. De Nederlandse vlag op de vuurtoren wordt gestreken en de Duitsers trekken weer verder. Twee dagen later wordt Urk permanent bezet door dertig Duitsers, die ook de Luchtwachtdienst overnemen. De vrijwilligers worden krijgsgevangen genomen, maar mogen na tien dagen weer naar Urk terugkeren. Nederland capituleert op 15 mei. De Urker vissers vertrekken met de boot naar Enkhuizen en gaan vandaar naar Amsterdam om hun schepen op te halen. Deze liggen dan in opdracht van de Duitsers bij de visafslag afgemeerd. De opluchting op het eiland is groot als bekend wordt dat geen van de Urkers is omgekomen bij het uitbreken van de oorlog.

In het dagelijks leven hebben de Urkers niet veel last van de Duitsers die zijn ondergebracht in hotel Woudenberg. De meeste Duitsers kunnen het goed met de Urkers vinden. Wel komen in het eerste oorlogsjaar alle levensmiddelen op de bon en veel alledaagse producten als koffie, suiker en thee worden vervangen door surrogaat van mindere kwaliteit. De visserij wordt echter steeds verder ingeperkt doordat de Duitsers vanaf maart 1941 schepen vorderden. In totaal worden tijdens de oorlog 69 schepen gevorderd. De eigenaar krijgt hiervoor een huurvergoeding. Toch gaat de visserij op de Noordzee lang door, al is het door brandstofschaarste heel lastig om te kunnen uitvaren. Sommigen vallen daardoor weer terug op de zeilen, want de verdiensten zijn heel goed. Het vissen is echter niet zonder gevaar. De UK 83 loopt op een nacht op een mijn en de drie bemanningsleden komen om. Na D-Day wordt de Noordzeevisserij helemaal verboden.

Op Urk leggen de vissers zich met alles wat maar drijven kan toe op de IJsselmeervisserij. Zij krijgen hiervoor een vergunning, omdat ze bijdragen aan de voedselvoorziening. Vis is een ruilmiddel voor allerhande producten, waardoor er op Urk geen honger geleden wordt. De zwarte handel tiert ook welig op Urk.

De relatie met de Duitsers verandert wanneer in 1943 een tweede groep Duitsers naar Urk komt. Het zijn fanatieke nazi’s. Ze vestigen zich in de pastorie van de Gereformeerde Kerk in Wijk 4 en een aantal huizen daartegenover. Ze doen mee aan de razzia’s om jonge mannen op te pakken om in Duitsland tewerk te stellen. Een deel van de Urkers heeft een ausweis (vrijstelling), omdat ze als visser in de voedselvoorziening werken. De meesten werken echter aan de aanleg van de dijken en moeten voortdurend onderduiken als de razzia’s plaatsvinden.

Op Urk is wel sprake van verzet, het gaat dan vooral om het helpen van de bemanning van neergestorte geallieerde vliegtuigen. Zij worden op hun bombardementsvluchten naar Duitsland beschoten. Vaak op de terugweg, waardoor ze een noodlanding moeten maken. Een enkeling weet dit te overleven en ook op Urk krijgen ze hulp om aan de Duitsers te ontsnappen.

In 1944 moet burgemeester Keijzer plaatsmaken voor NSB’er Landman, die in juli aantreedt. Keijzer duikt onder, maar wordt verraden en naar Kamp Amersfoort gebracht. Hij zou op transport gesteld worden, maar door tussenkomst van een bevriende dokter wordt hij nog voor de bevrijding vrijgelaten. De gezondheid van Keijzer is ernstig aangetast en hij is meer dood dan levend.

Op 17 november 1944 kammen zo’n 4.000 Duitse soldaten de Noordoostpolder uit. De volgende dag komen Duitse soldaten vanaf de Lemmerdijk het dorp binnenlopen. Er gaat een enorme dreiging vanuit. Alle mannen van 18 tot 45 jaar moeten zich in de Wilhelminaschool melden. Ongeveer tachtig Urker mannen worden gearresteerd en in boten naar Vollenhove afgevoerd. Vandaar worden zij op transport gezet naar Duitsland, waar de mannen gedwongen tewerk worden gesteld. Na de oorlog keren op één na alle mannen weer heelhuids op Urk terug.

Bevrijding

Terwijl de geallieerde strijdkrachten steeds verder oprukken, beginnen de Duitsers op Urk in april 1945 al voorbereidingen te treffen voor de aftocht. De telefoonverbindingen worden verbroken en in de haven worden twee schepen tot zinken gebracht om de sluis te versperren. Op 16 april verlaten de laatste twee Duitsers het eiland. De volgende dag wordt de Noordoostpolder bevrijd door de Canadezen. Op Urk komt de Binnenlandse Strijdkracht in actie en pakt alle Urkers op die ook maar op enigerlei wijze verdacht zijn. Zij worden naar Emmeloord gebracht en daar geïnterneerd voor verder onderzoek. Op 19 april worden de meisjes die het tijdens de oorlog aangelegd hebben met een Duitse soldaat op het pleintje voor het gemeentehuis onder grote belangstelling kaalgeschoren. De sfeer verandert, een opstootje dreigt uit de hand te lopen. Een politieagent wil in de lucht schieten, maar op dat moment geeft iemand een slag op zijn arm. Twee jonge mannen worden door de kogel geraakt en komen om het leven. Het overschaduwt de feestvreugde.

Op vrijdag 20 april worden de eerste Canadezen met veel enthousiasme onthaald. Op 30 april volgt een groot bevrijdingsfeest op de verjaardag van prinses Juliana. Op 5 mei is heel Nederland bevrijd van de Duitsers.

Urk komt niet ongeschonden uit de oorlog. Tientallen Urkers en oud-Urkers zijn omgekomen, het overgrote deel buiten de gemeentegrenzen. Ook drie Joodse mensen, die op last van de bezetter van Urk naar Amsterdam zijn verhuisd, vinden de dood. In de vijf jaar die de oorlog duurt worden 25 omgekomen vliegers op Urk begraven. De eersten met groot eerbetoon, maar daar maakt de bezetter al snel een einde aan.

Urkers die met de bezetter hebben samengewerkt, worden na de oorlog berecht. Een enkeling krijgt straf opgelegd, maar de meesten zijn maar kort geïnterneerd en komen weer vrij. Na de oorlog begint voor de eigenaren van in beslag genomen vissersschepen de zoektocht naar hun schip. Een deel van de vloot komt, al dan niet gehavend, weer op Urk terug.

Bron

Stichting Urk in Oorlogstijd: www.urkinoorlogstijd.nl

Bij het uitbreken van de oorlog in ons land liggen Urker botters in het IJ om het landen van watervliegtuigen te voorkomen.
In de oorlogstijd moet ook de naam van de eigenaar op het schip vermeld worden.
Na de oorlog worden gestrafte landgenoten tewerkgesteld in kampen in de Noordoostpolder.