Vaarwel mijn Zuiderzee

Ook de bewoners van Urk hebben voortdurend te lijden onder de stormvloeden. Vandaar dat zij niet onverdeeld tegen zijn op de plannen om de zee te bedwingen. In 1864 komt burgemeester Van Putten zelfs met een eigen plan. Hij heeft in De Gemeentestem gelezen over de plannen die gemaakt worden om de Zuiderzee in te polderen. Besturen van gemeenten en dijken worden opgeroepen om deze plannen, waarin wordt uitgegaan van een zware dijk tussen de Hollandse en Friese kust, te ondersteunen. Van Putten heeft een ander idee en stuurt een plan in, waarin Urk een prominente rol vervult als haven aan open zee. De dijk zou dan via Urk van Enkhuizen naar Stavoren moeten lopen. In het diepe Val van Urk, waar scheepvaart goed doorgang kan vinden, zouden de sluizen moeten komen. De zandbanken De Vormt en het Enkhuizerzand zouden een goede ondergrond bieden voor de dijk. Voor het benodigde keileem voor de dijk zou de berg bij de vuurtoren drie meter moeten worden afgegraven en voor de dijk naar Stavoren wilde hij Schokland afgraven. Maar ook dit blijft bij een plan.

Een wetsontwerp voor bedijking en droogmaking van de zuidelijke Zuiderzee strandt, maar aan het eind van de negentiende eeuw mengen steeds meer vermogende particulieren zich in de zaak. Zij richten in 1886 de Zuiderzeevereniging op, die de financiële en technische haalbaarheid onderzoekt. Een van de onderzoekers is de ingenieur Cornelis Lely. Hij laat onderzoek doen naar de bodemkwaliteit, de waterstromingen en het zoutgehalte van de Zuiderzee en stelt diverse rapporten op. Als minister van Waterstaat kan hij later zijn plan verder promoten. Wanneer hij in 1913 voor de derde keer wordt benoemd tot minister stelt hij als voorwaarde dat de droogmaking van de Zuiderzee onderdeel is van het regeringsprogramma.

In 1918 wordt de Wet tot afsluiting en droogmaking van de Zuiderzee aangenomen. Aanleiding daartoe zijn (1) de stormvloed van 1916, die veel schade aanricht en waardoor op Marken zestien personen verdrinken, en (2) de voedselschaarste tijdens de Eerste Wereldoorlog. Nederland heeft behoefte aan meer landbouwgrond en door de Zuiderzee in te polderen, wordt daarin voorzien. In 1920 beginnen de werkzaamheden aan de Amsteldiepdijk, in 1927 wordt een begin gemaakt met de Afsluitdijk, die van de soms woeste Zuiderzee een kalme binnenzee moet maken zonder eb en vloed. Het kost ruim vijfduizend arbeiders vijf jaar om de Afsluitdijk aan te leggen.

Onzekere toekomst

Op Urk, en ook in veel andere vissersplaatsen, is er verzet tegen de plannen. Begin twintigste eeuw is de Zuiderzee belangrijk voor Urk. Op de Zuiderzee zijn dan 2.440 vissersschepen actief, en veel daarvan kiezen in het haring- en ansjovisseizoen het centraal gelegen Urk als ligplaats. De haven ligt dan vol en de middenstand profiteert daarvan mee. Veel vis wordt afgeslagen via de gemeentelijke afslag, die in 1905 wordt opgericht. De rokerijen en inleggerijen zorgen voor werk aan wal.

Het vissersbestaan is hard en pover, maar de Zuiderzee brengt niettemin brood op de plank. In het geval van een goed haring- of ansjovisseizoen is er zelfs sprake van een zekere welvaart. De plannen voor een dijk die de jaarlijkse intrek van deze vissoorten zou belemmeren, maakt de toekomst onzeker. Al rond 1920 blijken leveranciers om die reden niet meer bereid kredieten te verlenen. Sommige vissers lijken daardoor al voortijdig in de problemen te komen, maar in 1921 neemt de Nederlandse overheid de kredietverlening voor de Zuiderzeevissers op zich. Daar wordt veelvuldig gebruik van gemaakt, ten behoeve van de broodnodige investeringen.

In 1925 komt de Zuiderzeesteunwet tot stand, die de schade moet compenseren die met de afsluiting en drooglegging gepaard gaat. Ook wordt er geld beschikbaar gesteld voor vissers om zich te laten omscholen.

Ingestelde adviescommissies achten de economische schade van de afsluiting niet groot. Mr. C.W. Ritter stelt in De Zuiderzee, een in 1932 uitgegeven herinneringswerk aan dit project, ‘dat met de visscherij en ten deele ook de nevenbedrijven, meer ideële dan economische waarden verloren gaan. De visscher, baas op eigen schip, placht een hard, maar vrij bestaan te hebben. Juist de voorwaarden om een ras te kweeken, dat in vele gevallen als het zout der natie kan worden beschouwd. Menschen met prachtige tradities van religieuzen, ingetogen levenswandel, onaangetast door de verslappende en ondermijnende invloeden van het moderne maatschappelijke leven. Maar zooals hierboven reeds gezegd, de vraag rijst, of ook zonder de afsluiting dit individueele bedrijf toch niet gaandeweg plaats gemaakt zou hebben voor middel- of grootbedrijf. Men kan blijkbaar de ontwikkeling der dingen niet tegenhouden en moet berusten in de aloude waarheid, dat alles zijn tijd heeft. Helaas wijzen alle teekenen uit, dat het typisch Christelijke ideaal van individueele economische vrijheid, zooals die in een bedrijf als van de Zuiderzeevisschers zoo treffend aanwezig was, voorloopig heeft afgedaan.’

Urk blijkt hierop de uitzondering. Als op 28 mei 1932 het laatste gat in de Afsluitdijk wordt gedicht gaan op de Urker vloot de vlaggen halfstok, maar worden de ruggen gerecht. De Urkers blijven vissers, hun inventiviteit en ondernemerschap blijken voldoende om te overleven.

Urker vissers vissen niet uitsluitend op de Zuiderzee, maar zijn al vanaf de zeventiende eeuw actief op de Noordzee. Tussen 1915 en 1930 worden veel vissersschepen vernieuwd, en maakt het zeil plaats voor een motor. In 1931 zijn 130 van de 148 Noordzeeschepen al voorzien van een motor. Zij lopen daarmee ver vooruit op andere vissersplaatsen. Een beroepstelling uit 1930 geeft aan dat het merendeel van de 584 vissers hun brood op de Noordzee verdient. De Urker vloot bestaat dan uit ruim 230 schepen en is daarmee de grootste van alle plaatsen rond de Zuiderzee. De Zuiderzeevisserij kent vlak voor de afsluiting nog een periode van bloei, met goede vangsten en opbrengsten.

IJsselmeervisserij

Na de afsluiting van de Zuiderzee begint de overgang van zout naar zoet water en verdwijnen de haring, ansjovis, binnenschol en garnaal al snel. De regering streeft ernaar de visserij op het IJsselmeer zoveel mogelijk te beperken om een nieuwe visstand tot ontwikkeling te laten komen. De vloot wordt in drie categorieën verdeeld. Schepen met een vermogen van meer dan 50 pk mogen vanaf 1934 niet meer op het IJsselmeer vissen. Zij krijgen een schadevergoeding van 2.000,- gulden. In de tweede groep zitten schepen met een motor tussen de 30 en 50 pk. Zij vissen op de Noordzee en op het IJsselmeer. Half 1934 mogen ook schepen boven de 30 pk niet langer vissen in het IJsselmeer. Bijna de helft van de IJsselmeervloot wordt daardoor getroffen. Motorschepen tot 30 pk mogen doorvissen, mits de motor is afgesteld op 20 pk.

Eind jaren dertig ontstaat een nieuw biologisch evenwicht in het IJsselmeer. Er komt meer baars en de paling gedijt goed. Voor de vissers blijft het echter kommer en kwel, temeer daar de visserij enkel van 1 mei tot half oktober is toegestaan. Gedurende de winterperiode moet de IJsselmeervloot in de haven blijven. Opvarenden bieden zich aan als opstapper op de Noordzeevloot, maar zijn niet zelden afhankelijk van een sociale uitkering.

De Zuiderzeewerken oefenen een steeds grotere aantrekkingskracht uit op de Urkers en velen vinden hier werk op de bakken, baggermolens en zuigers. Bij de aanleg van de dijken voor de nieuwe Noordoostpolder werken in 1939 maar liefst 450 ex-vissers, waarvan het merendeel Urkers.

Op 3 oktober 1939 wordt het sluitgat van de dijk tussen Lemmer en Urk gedicht en is Urk definitief eiland af.

De oorlogsjaren

In het begin van de Tweede Wereldoorlog vissen ruim 75 Urker schepen op het IJsselmeer, waarvan een deel ook op de Noordzee vist. Daarnaast vissen er 147 schepen permanent op de Noordzee. Als het vissen daar te gevaarlijk wordt, en de Duitsers in totaal 75 gemotoriseerde Noorzeeschepen in beslag nemen, richten ook de Noordzeevissers zich op het IJsselmeer. Daar wordt met allerhande schepen gevist. Om aan de voedselbehoefte te voldoen geven de Duitsers naast de bestaande vergunningen nog zestig noodvergunningen uit. Van beperking van visserij is geen sprake meer op het IJsselmeer, en de vangsten zijn ook goed te noemen. Door schaarste aan motorolie wordt steeds meer op het zeil gevist.

Na de oorlog vissen de Urkers nog lang door op het IJsselmeer met van alles wat maar varen kan, ook omdat de tijdelijke vergunningen worden omgezet naar definitieve. Ook de visserij op de Noordzee wordt langzamerhand weer opgepakt, met IJmuiden als belangrijkste aanvoerplaats. Medio jaren vijftig verdienen zo’n honderd schepen in de zomer een goede boterham op het IJsselmeer met het kuilen op paling. In de winterperiode vissen de meesten voor de Noordzeekust of worden de vissers opstapper op een Noordzeekotter. Ook wordt met staande netten op snoekbaars gevist.

De Urkers hebben zich na de afsluiting van de Zuiderzee weten te handhaven omdat ze op twee borden zijn blijven schaken, de Noordzee en het IJsselmeer. Zij richten zich daarnaast voortdurend op vernieuwing van vistuig en verbetering van de schepen.

De afsluiting en drooglegging van de Zuiderzee brengen veiligheid. Overstromingen zijn verleden tijd. De Zuiderzeesteunwet blijkt in de praktijk weinig voor te stellen. Ruim tweehonderd vissers hebben gebruikgemaakt van de kredietverschaffing. Belangrijker is de schadeloosstelling voor hen die aan kunnen tonen dat ze op of voor 1918 hun hoofdmiddel van bestaan op de Zuiderzee hadden. Dat veel Urkers in die periode afwisselend op de Noordzee en de Zuiderzee vissen, of zelfs aanmonsteren op de logger om in hun onderhoud te voorzien, werkt behoorlijk in hun nadeel om in aanmerking te komen voor steun. Maar ook voor wie die steun wel is weggelegd geldt: het is armoe troef. Het kantoor van de Generale Commissie aan het Rokin in Amsterdam krijgt stapels brieven en tal van bezoeken te verwerken. Niet dat dat veel oplevert. Er wordt veel beloofd, maar weinig gegeven.

Desondanks heeft Urk overleefd. De plannen van Lely brengen Urk ook veel goeds. De verbinding met het vasteland betekent dat Urk beter bereikbaar is, en omgekeerd. In 1948 komt de wegverbinding tussen Urk en Emmeloord gereed. Het maakt gezondheidszorg, scholing en werk bereikbaar. Omgekeerd weten toeristen Urk steeds beter te vinden. Transport van vis over de weg opent nieuwe afzetgebieden. Urk krijgt zelfs een bos, maar op landbouwgrond hoeft Urk niet te rekenen. Die is voorbehouden aan de geselecteerde boeren, afkomstig uit heel het land. Gelukkig biedt die grond wel uitbreidingsmogelijkheden voor Urk in de toekomst. Ook dat had zonder Lely niet gekund.

Protesten op Urk tegen de afsluiting van de Zuiderzee.
Veel Urkers zagen de toekomst somber tegemoet.
Het begin van de inpoldering van de Noordoostpolder bij Urk.
Het leggen van de dijk vordert gestaag. Rechts de haven van Urk.
Het laatste gat in de dijk tussen Lemmer en Urk wordt gedicht. Beide burgemeesters ontmoeten elkaar bij deze feestelijke gebeurtenis.
Volop bedrijvigheid op de plek waar nu de Klifkade is.
In de haven van Urk liggen woonarken waarin personeel is gehuisvest dat werkt aan de Zuiderzeewerken.