Quotering in de 16e eeuw

Urkers, quotering, wetten en boetes! Eind 20e en begin 21e eeuw schering en inslag. Niets is echter nieuw onder de zon. Want al in de 16e eeuw stond de visstand in de Zuiderzee onder druk. En minder visserij veroorzaakte ook toen al onrust, quotering en rechtszaken!

Roeiboten en zegens

Urkers vissen in de 16e eeuw nog met roeibootjes met zegens, of vanaf de kant. Intussen zijn in andere plaatsen waterschepen in opkomst. Eind 15e, begin 16e eeuw vissen Hollandse waterschippers ongehinderd op de Zuiderzee. Vaak komen er van alle kanten mensen in schuiten naar hen toe om spiering te kopen, ruilen of krijgen. Zelden krijgen waterschippers te horen dat ze in verboden gebied zouden vissen. Maar in de loop van de 16e eeuw worden waterschepen steeds groter en gaan steeds meer plaatsen ze gebruiken.  En zo beginnen er problemen te ontstaan. De kleine mazen van de netten van de Hollanders vangen teveel jonge vis, die door hen gebruikt of doorverkocht wordt als veevoeder. Ook worden staande netten van de lokale bevolking kapotgevaren. Hiervoor wordt willekeurig wraak genomen op waterschippers.

Visrechten

In de middeleeuwen is er nog toestemming van de bisschop  van Utrecht nodig om te mogen vissen. Maar in 1528 ontstaat het huidige Overijssel, na overdracht van de wereldlijke macht aan keizer Karel V. Vanaf dan heeft de door hem benoemde stadhouder het voor het zeggen. In 1534 gebruikt deze de oude visrechten, door verschillende steden verkregen, om het visgebied van Overijssel vast te stellen. De grens hiervan loopt over Schokland. In dit deel van de Zuiderzee wordt zoetwatervis gevangen, die daar dankzij het zoete water uit de IJssel, het Zwarte Water en de Kuinder kan leven. De Hollanders vinden echter dat zij overal mogen vissen, want ‘de zee is van iedereen’. De claim dat de streek tussen Veenhuizen, Ens & Emmeloord en de toren van Oosterwolde vroeger land was geweest en dus van Overijssel is, maakt ook geen indruk.

waterschip urk visserij
Waterschip – In de 16e en 17e eeuw was het waterschip het bekendste vissersschip op de Zuiderzee. Het had een bun, een met water gevuld ruim, om vis in leven te houden. Of om zout of zoet water te vervoeren naar zoutziederijen of bierbrouwerijen. Het was een groot en zwaar schip en dus heel geschikt voor het vissen met sleepnetten. In Flevoland zijn veel wrakken van waterschepen gevonden.

Beperking van de maaswijdtes

In 1545 probeert Karel V een einde te maken aan het geruzie. Voortaan mag er niet meer gevist worden met een maaswijdte van minder dan vyf duymen van gemeene zeeluyden (ongeveer 12,5 cm). Daarom moeten vissers de netten waarmee zij vanouds gewend waren te vissen inleveren om vernietigd te worden. Hollandse vissers en kooplieden vragen de keizer om de wet aan te passen, want met zo’n grote maaswijdte kan er geen vis gevangen worden. In 1555 wordt de minimale maaswijdte flink bijgesteld naar twee mans duymen van malkanderen (ongeveer 5 cm).

Rechtszaken

Deze visserijwetten zorgen voor een slepende rechtszaak. In afwachting van het proces mogen de Hollanders niet binnen bepaalde, gemarkeerde gebieden komen. Maar dit doen zij toch. Beide partijen bewapenen hun schepen. In februari 1559 verklaren vijf vissers uit Spaarndam ‘hoe zij, ieder voerende een waterschip, om te visschen, op den vorigen vrijdag met hunne schepen geweest zijn op de Zuyderzee tussen Ens en Urck en aldaar gezien hebben een karveelschip, wel toegerust met geschut en soldaten, om de waterschepen van Hollant uit de zee te weren. Daar dit schip wegens stilte van den wind de visschers niet kon bezeilen, werden er drie schuiten met volk op hen afgezonden, welke zij echter gelukkig verdreven’.

Wetten en boetes

In april 1559 wordt de zaak eindelijk beslist door de grote raad te Mechelen. Kort daarop verspreidt koning Filips II, de zoon van Karel V, plakkaten met nieuwe visserijwetten. Zo hoopt hij een einde te maken aan de vele abuysen ende ongeregeltheyt op de Zuiderzee. Er wordt geprobeerd om beide partijen zo tevreden mogelijk te stellen:

  1. Regels over de maaswijdte van verschillende soorten netten van waterschepen.
  2. Tijdens het seizoen van de steurvangst (1 mei t/m 25 juli) mogen waterschepen niet in de wateren tussen Veenhuizen en het eiland van Ens & Emmeloord, of aan de kusten van Overijssel komen.
  3. Waterschepen mogen niet langer dan twee uren op de hun toegestane plaats blijven drijven met een drift, zonder hun netten op te halen en schoon te maken. Goede en eetbare vissen moeten gescheiden worden van kleine en oneetbare. Jonge visjes moeten direct overboord gegooid worden om ze in leven te houden, opdat ze tot nut van de mensen groot mogen worden.
  4. Veel waterschippers vissen door hun gierichheyt op verboden dagen. Vissen op zondagen, christelijke feestdagen en heiligendagen zal bestraft worden.
  5. Nachtvissende waterschippers beschadigen per ongeluk de staande nettenvan vissers die in de landen aan en op de eilanden in de Zuiderzee wonen. De netten zijn ‘s nachts niet te zien en dus moeilijk te vermijden. Daarom is nachtvissen voortaan verboden tussen de eilanden van Urk en Ens & Emmeloord, tussen deze eilanden en de kusten van Friesland en Overijssel, en tussen het eiland van Ens & Emmeloord, de Kamperzanden en de kusten van Gelderland.
  6. Ook overdag moet schade zoveel mogelijk voorkomen worden. Allen die met fuiken of staande netten in de Zuiderzee willen vissen, op plaatsen waar schepen drijven mogen, moeten hun netten markeren. Er mogen maximaal tien staande netten aaneengesloten staan, die samen ongeveer 150 vademen lang mogen zijn. Daarna moet er een gat van 25 vademen gelaten worden, zodat schepen daardoor kunnen passeren. Ook deze passages moeten gemarkeerd worden met staken of tonnetjes. Iedere schipper moet deze van verre kunnen zien. Als schippers door storm of het ontbreken van merktekens de passages niet kunnen vinden, moeten zij zodra ze staande netten zien, hun netten met de daaraan hangende stenen ophalen, totdat ze er voorbij gevaren zijn.
  7. Het is duidelijk gebleken dat jaarlijks, rond eind april en begin mei, een zeer grote menigte van brasemen naar de kanten van de Zuiderzee en de daarin vloeiende rivieren komt, om hier kuit te schieten in de biezen aan de oevers. Deze worden volop gevangen met zegensen tramerkens. Hierdoor wordt de voortplanting van deze vissoort in de Zuiderzee ernstig verhinderd. Daarom is het voortaan verboden om tussen half april en half mei aan de oevers van de Zuiderzee te vissen met zegens en schakels.  
  8. Ook is gebleken dat vele lieden die aan de oevers van de Zuiderzee wonen, ‘s zomers met kleine sleep- of treknetten met zeer kleine mazen langs de oevers vissen. Zij willen kleine vissen vangen, om ze te gebruiken als levend aas voor aan hun vishaken, om daar aal mee te vangen. Hierdoor kunnen veel kleine vissen niet uitgroeien tot volwassen vissen. Daarom mag voortaan niemand met dergelijke netten langs oevers vissen in de periode tussen half april en25 juli.

Boetes voor het overtreden van de wetten moeten betaald worden in de naar Karel V vernoemde Carolus gulden. Ook worden de netten van overtreders in beslag genomen. Staande netten die toch kapot gevaren worden, moeten viervoudig (of tweevoudig, in geval van storm of ontbrekende merktekenen) aan de eigenaar vergoed worden. In archiefstukken van de familie Zoudenbalch, destijds beleend met de heerlijkheden Urk en Emmeloord, zijn enkele personen terug te vinden die veroordeeld werden wegens het overtreden van de visserijvoorschriften.

Hoger beroep

In 1564 gaat de stadhouder van Overijssel in hoger beroep, omdat waterschepen buiten het seizoen van de steurvangst wel in het visgebied van Overijssel mogen komen. Bovendien komen de Hollanders inmiddels met wel meer dan 600 waterschepen. Dit hoger beroep levert echter niets op. En omdat het vorige proces al zoveel gekost had, wordt er geen nieuw proces meer gestart.

Bronnen:

  • Adriaen Coenen. Het Visboeck. 1579.  (Online te bekijken: https://www.kb.nl/ontdekken-bewonderen/topstukken/visboeck)
  • P.C. Molhuijsen. De visscherij in de Zuiderzee. In: Bijdrage voor vaderlandse geschiedenis en oudheidkunde deel III.  Arnhem, Is. An. Nijhof en Zoon, 1864. Pag. 307 t/m 319.
  • Johan van de Water. Groot Placaatboek Utrecht, tweede deel. Utrecht, Jacob van Poolsum, 1729.  Pag. 427 t/m 432.
  • P. Scheltema. Inventaris van het Amsterdamsche archief, delen 1-3. Stads-drukkerij. Amsterdam, 1866. Pag. 220.
  • Gerrit van Hezel, 2014. Het vrije vissen in de zoete zee – een episode uit de strijd tussen gaand en staand want (1472 – 1626).  Website Schokland door de eeuwen heen. http://www.schoklanddoordeeeuwenheen.nl/visserijstrijd-1472-1626.htm